Bij appartementsgebouwen is het mogelijk dat een ventilator(groep) verschillende appartementseenheden (en dus EPW-eenheden) bedient. Ook dan moeten volgens de EPB-regelgeving de minimaal geëiste debieten voor alle ruimtes van deze eenheden tegelijk kunnen worden gerealiseerd en moet men deze debieten (en indien gewenst ook het vermogen) gelijktijdig opmeten binnen het kwaliteitskader.

Men gaat dus als volgt te werk. Eerst zet men de ventilator op de nominale stand. In deze stand meet men dan de debieten in de betreffende EPW-eenheden, en het vermogen van de ventilator. Hierbij moet in elke ruimte het geëiste debiet gehaald worden. Zoniet, valt men terug op methode 2 om de hulpenergie van de ventilatie in te rekenen. Meer info over de EPB-regelgeving kan u hier raadplegen en in het Energiebesluit bijlage V §11.2.3.1.2.

In het kwaliteitskader van BCCA vzw kan u de ventilator rapporteren met het opgemeten debiet voor elke EPB-eenheid afzonderlijk. Bij ‘meetgegevens’ noteert u dan ook als opmerking dat het hier gaat over een gedeelde ventilator en dat het vermogen het totaal gemeten vermogen betreft. U geeft dit ook best zo expliciet door aan de EPB-verslaggever zodat deze het vermogen vervolgens correct invoert in de EPB-aangifte en dit dan over de verschillende wooneenheden wordt verdeeld.

Om dit in te geven in de EPB-aangifte, moet de EPB-verslaggever de ventilator bovenaan de boomstructuur invoeren als technische installatie. Hij kan daar ook aangeven welke wooneenheden deze bedient. De software zal het hulpenergieverbruik van de centrale ventilator dan verdelen over de aangesloten wooneenheden volgens de verhouding van het maximum van de geëiste debieten van de beschouwde EPW-eenheid en de som van de maxima van de geëiste debieten van alle ventilatiezones die door de ventilator worden bediend.

9 april 2021